rickbrouw.reismee.nl

Je mist meer dan je meemaakt, helemaal niet erg

Hoe snel vergeet je iets? De storm is geluwd en bestaat niet meer. De zee is kalm en ik kijk ernaar. Of eigenlijk is het het Beagle kanaal. Daar, een paar uur varen verderop, ligt kaap Hoorn. En nog 50 uur zuidelijker drijven ijsbergen. Daar ligt Antarctica. Het continent wat totaal geen nut heeft voor de mens. Iets eetbaars wil er niet op groeien. Oernatuur zoals het ontstaan is vanuit de oorsprong. Land zoals de wereld aarde is. De mens is er niet nodig en heeft er eigenlijk niets te zoeken.

En toch wil ik weer terug.

Ik ben weer op het vasteland. Ushuaia is het meest zuidelijke stadje ter wereld en de plek waar Darwin zijn ontbrekende tussenvorm gevonden dacht te hebben. Mensen met korte benen en lange armen. Omdat ze peddelden in plaats van liepen. En ze waren naakt, ondanks de gruwelijke kou hier. Toen we ze kleding gaven, gingen ze allemaal dood. Ik lees. Niet de geschiedenis, maar de mens herhaalt zich. Nietzsche schafte God af maar creeerde een nieuwe religie. Het gaat over walging en angst en de wil tot macht over jezelf. Nietzsche creert een dogma, terwijl hij dogma's verachtte. Nietzsche predikt, maar moet zichzelf ook steeds overtuigen. Het lukt hem niet en hij deprimeert me. Lewis' werk leest prettiger, al gaat het over hetzelfde. Alleen heeft hij een Hoop en Nietzsche niet. De wijsheid keert zich tegen de wijze. Samen met Lewis geloof ik zoals ik geloof dat de zon opgegaan is. Niet alleen omdat ik het kan zien, maar ook omdat ik hierdoor al het andere kan zien. Op naar het onversneden geloof!

Ik kijk om mij heen. Denk aan de wonderen van deze wereld. Voor me liggen de diepten van de zee, achter me de hoogtes van de bergen. Bestaat er op de aarde iets mooiers als wat ik de laatste week heb gezien? Hoewel Steve Jobs speciaal voor mijn generatie de shuffle-functie opnieuw uitgevonden, heb ik met deze omschakeling erge moeite. Kan mijn draai op het vasteland niet echt vinden. Ik mis het stille en uitgestrekte. De sneeuw, de pinguins en misschien zelfs het stampen van het schip. Buenos Aires kan me niet boeien. Behalve eten met wat Antarctica vrienden en herinneringen ophalen doe ik er weinig.

Inmiddels ben ik in Rio de Janeiro aangekomen. Vandaag ben ik bij Cristo Redentor geweest; het kolossale Christusbeeld. Met een paar Real heb ik het restauratieproject gesteund en mag ik nu zeggen dat 'I belong to Christ'. Heb zelfs het certificaat. Ik ken mensen die voor deze zekerheid heel wat meer over zouden hebben. Daarna naar de andere 2 heilige gebouw van de stad geweest: de kathedraal en het stadion. Maracanã is één van de grootste voetbalstadions ter wereld, maar net als alle andere niet veel meer dan een groots en saai blok beton. De Catedral de São Sebastião is ook van beton, maar daardoor juist mooi. Het is de vreemdste kathedraal die ik ooit heb gezien. Ik houd wel van het tegendraadse. Misschien moeten we hier met Jigdal maar eens een concert geven. Vanaf de suikerbroodberg was de zonsondergang mooi. Het is hier lekker warm en ze hebben ook nog mini aapjes. Grappig!

Het strand van Copacabana waar ik vanuit het hotel over uitkijk is mooi. De politie is in grote getalen aanwezig en het voelt er veilig. Overdag dan. 's Avonds zijn de Favella's iets te dichtbij en heeft de politie het er moeilijk mee. Een kerel op de boot heeft spannende verhalen verteld dat hij hier vorige maand in zijn taxi beschoten is, van mij hoeft dat niet zo. Kom liever heel thuis en blijf dan ook maar binnen. Nah, eigenlijk is het enige vervelende dat ze hier geen Spaans maar Portugees spreken. Ik niet. Kan alleen maar dankjewel zeggen. En om de rekening vragen. Gek, maar daar red ik me eigenlijk best prima mee.

Morgen nog een laatste dag, en dan op naar huis. Naar de vrouw die op me wacht. Net als de fiets, mijn boeken, werk en alle andere mensen die ik eigenlijk toch wel heb gemist. Kan ik eindelijk weer eens lekkere kaas eten. En hagelslag, kroketten en gewoon brood. En zijn de riolen weer wc-papierbestendig (in Z-Amerika niet, en hebben ze daar een prullebakje voor). Al had ik best nog wel even willen blijven. Ben nog lang niet uitgekeken. Moest op veel plekken veel te snel weer verder. Maar, zoals Martin Bril al zei: 'Je mist meer dan je meemaakt, helemaal niet erg'. Ik kom gewoon terug. Absoluut!

Tot bijna!
Rick

Ps, Quark vaart vanaf dit seizoen niet meer met de Ocean Nova. Te gevaarlijk. Door het ontbreken van stabilisatoren helt het schip veel te veel over in te ruwe zee. Geeft de Antarctica-expeditie wat mij betreft toch een mooi ruw randje.

Antarctica, of: Het zwoele noorden vs het bittere zuiden

Het schip is er op gebouwd, het personeel getraind. Mijn lichaam is het beide niet. Golven van 8 meter zijn geen pretje (en dan is dit nog maar een gemiddelde zee). Jona snap ik een stuk beter nu. Na 50uur tobben ben ik maar naar de dokter gegaan voor een kalmeringsspuit en een bed onder haar wakend oog. Volgens de dokter is mijn pols veel te laag. Geen wonder, mijn maag is al 2 dagen tot op de bodem leeg. Gelukkig had ik deze toestand ingecalculeerd (en ben ik niet de enige pauper; met mij hadden meer dan 30 anderen de dokter ook nodig).

-donderdag-
Vanaf het moment dat we in de beschutting komen van het schiereiland, gaat het beter. Kan ik zelfs mijn eten weer binnenhouden. We doen een landing op Mikkelson Harbour, een verlaten eilandje met pinguinkolonie. In de middag een zodiaccruise door de Cierva Cove. De gletsjers kraken als een malle, de afgebroken stukken drijven om ons heen. Het water is superhelder, het ijs heeft een onaards blauwe gloed. Pinguins spingen in groepjes om ons heen uit het water. In de verte spuit er zo af en toe een humpbackwhale.

Ik geloof dat ik zo'n beetje de jongste aan boord ben. Opa Barry is met zijn 85jaar de oudste. Opvallend veel mensen die alleen reizen, trouwens. De meeste partners zijn thuisgebleven. Vonden het te ver weg, te koud of te spannend.

-vrijdag-
We doen een hike in Nebo Harbour (opa ook, en is hierdoor voor altijd mijn held). De gletsjer is imponerend. Zowel het gezicht als het gekraak. Het is als in Frozen Planet, alleen dan zonder muziek en commentaar van David Attenborough. Maar wel mée de geur van verse pinguinpoep, opspattend en ijskoud zeewater en koude tenen. Met alle Nederlanders maken we een treintje en glijden zo de berg af. De geplande barbeque die avond gaat niet door. Die zouden we doen terwijl we door de Lemaire channel varen, maar er staat teveel wind. Vlak voor het eten komen er 3 humpback whales bij de boot. Groots en gracieus. Vooral hun neus (of hoe het ook mag heten) vind ik fascinerend en ik baal ervan dat ik Moby Dick thuis heb gelaten. Gelukkig kon ik hier wel Shackleton's boek te pakken kunnen krijgen.

-zaterdag-
Zo, de tent staat. Gletsjers aan 3 zijden van ons kleine eilandje. Een kleine groep pinguins op een paar meter. Ze slapen al. Wij ook zo. Met een klein groepje gaan we de nacht al kamperend doorbrengen.

Ik heb er zin in, en veel kouder dan vanmiddag zal het niet worden. Het water was zout en erg verfrissend toen ik erin dook. Gelukkig zat ik aan een kabel, want door de kou deden mijn benen niet heel veel meer. Wel meer onderdelen niet overigens; ik geloof niet dat ik ooit zulke mini peen&doperwtjes heb gezien. Ook opa heeft gezwommen, en heeft wat mij betreft nu de superheldenstatus bereikt.

Tijdens de landing vanmiddag werd er een pinguin door een leopardseal aangevallen. Omdat leopardseals niet kunnen kauwen, scheuren ze hun prooi aan stukken. Een rauw en bloederig gevecht dus. Leven en dood gaan hier hand in hand. Deze pinguin was niet het enige slachtoffer, en dat is goed te merken aan de op het strand wachtende jongen. Nu hun ouders uitblijven met voedsel, zijn er een aantal zo hongerig dat ze aan mijn broek hangen en om voedsel bedelen. De aankomende winter zal dodelijk voor ze zijn, vrees ik...

-zondag-
Slapen op sneeuw heeft wel iets. Koud is het niet, en na een uur liggen vormt het naar je lichaam. Best comfortabel dus. Ben wel een aantal keren wakker geworden door het geschuif en gekraak van de gletsjers. Slapen in deze mensonvriendelijke omgeving is een fantastische ervaring.

Na het optuimen van de tenten hebben we terug op de boot ontbeten. Daarna een hike op Danco Island gedaan. Een erg mooie en steile klim in maagdelijke sneeuw. Diep respect voor de pinguins met hun korte pootjes die dit iedere keer doen om hun jongen te voeden. Nog dieper respect voor opa Barry die de klim ook doet, ook al doet hij er twee uur langer over dan ik. Naar beneden gaat het zo steil dat glijden veiliger is. Opa Barry ziet dit ook in, en vraagt mij en een Amerikaanse om samen een treintje te vormen. Natuurlijk doen we dit, en met opa tussenin razen we de helling af. Bestaat er een overtreffende trap voor superhelden?!

In de middag doen we een zodiaccruise langs een scheepswrak en mooie ijsbergen. De in duizenden jaren opgestapelde lagen sneeuw hebben allemaal hun eigen blauwtinten. Op de terugweg naar de boot zien we in de verte een humpbackwhale springen. De bevroren tenen vergeten we en de oorspronkelijke planning gaat overboord. Als een malle gaan we in de richting van de whale. Ze zijn met z'n drieen en blijven maar springen, spuiten en rondjeszwemmen. De beesten zijn kolossaal. Speels en gracieus. Een uur lang varen we zo rond. Als we teruggeroepen worden, protesteert de gids het hardst van allemaal. De deining van het water en de zilte geur ervan, de best wel koude wind, en vooral het ijskoude donkere water om ons heen waar ieder ogenblik een walvis van 45 ton uit tevoorschijn kan springen, het maakt het echt retespannend. Helemaal als er opeens eentje op 2meter voor de zodiac opduikt. Frozen Planet is mooi, live is het ongekend mooier, spannender en zeker indrukwekkender. Deze zodiaccruise alleen al is wat mij betreft het geld en de 5 dagen zeeziekte dubbel waard.

5 dagen inderdaad. Want hoewel we morgenavond pas de Drake opgaan, is door de sterke wind het stuk naar de south shetlands ook al behoorlijk ruw. Rockin'&rolin' zoals we hier zeggen. Nou ja, eens kijken of ik met de pleister&pil combinatie op de been kan blijven.

-maandag-
Vandaag 2 landingen op de south shetland eilanden gedaan. Die liggen een stuk noordelijker, en dat is te merken. Geen metersdikke lagen sneeuw hier, maar groen mos. En elephantseals, die vadsig en lui op het strand hangen. Een paar meter verderop ligt een lepardseal karkas. Pinguins scharrelen rond tussen de gigantische walvisbotten. Ze zijn hun nesten aan het bouwen, en overal huppen ze rond met steentjes in hun bek. Ik zit op een steen in het midden van de kolonie. De pinguins lijken altijd wel wat te doen te hebben en ik kan er uren naar kijken zonder me te vervelen..

Dit was de laatste landing. Het voelt niet goed om nu afscheid te nemen, maar het moet (al kom ik wat mij betreft zéker terug, al is het maar om de Emperor Pinguins te zien). De Drake wacht op ons. En zodra we die opvaren, laat hij zich direct gelden. Het diner breek ik dus nog voor het desert af; liggen in een bed is de enige prettige activiteit nu.

-dinsdag-
Alles kraakt, schudt en dreunt. De golven spatten tot boven mijn raam. We zijn diep in de Drake, en ik ben brak; kots donker&dik. Saam (één van de Nederlanders aan boord) komt wat krackers brengen. Fijn, kan ik tenminste toch nog iets eten. Volgens mij doen die pleisters maar weinig, al voel ik me niet ziek. Alleen maar brak, suf en leeg. En teleurgesteld over het uitblijven van mijn zeebenen. Gelukkig is het nog maar zo'n 24 uur. Dan ronden we Kaap Hoorn en komen we in het rustige water van het Beagle kanaal. Dan nog een halve dag en kan ik het vasteland weer voelen. Daarna nog een week en ben ik thuis. Heb er nu eigenlijk toch best wel veel zin in.

Over de wraak van de Inca en het genezende boomlikken

Door de enorme regenval hierzo, rijdt de trein naar Machu Picchu niet, en moet ik met de een of andere gare bus door de bergen. Lekker is dat. Van Cusco, of Qosqo ('navel van de wereld') zoals de Inca's zeiden, naar Ollantaytambo is dat toch mooi 7 uur reizen. Ik slaap dan ook eerst in Ollantaytambo, en kan zo mooi om 6 uur 's morgens bij Machu Picchu zijn. Handig, want dan schijnt het er helder te zijn en kun je de zon op zien gaan.

Tot zover de theorie. Dat opstaan om 5 uur 's morgens ben ik inmiddels wel gewend, ik doe al weken niets anders, en is het probleem niet echt. Maar dat het kneitermistig is, was niet de bedoeling. Ik moet tot 10 uur wachten voordat ik überhaupt kan zien dat ik al 4 uur zit te vernikkelen in deze verloren stad. Ach, ik mocht tenminste nog naar binnen. Na mij werd, door de regen, ook de weg te gevaarlijk en reden de bussen niet meer. Sowieso schijn ik op het juiste tijdstip hier te zijn; de geruchten gaan hard rond dat de Peruanen Machu Picchu helemaal willen sluiten. Teveel slijtage aan de stad.

Samen met een zweverige Zwitserse en een coole Amerikaan met Peruaans bloed, loop ik door deze mysterieuze verloren stad. Heyerdahl heeft bij deze stad ook wat mooie theorien bedacht, ik laat me liever leiden door Bingham cs. Maar meer dan dat de Spanjaarden deze stad niet konden vinden, is eigenlijk niet met zekerheid te zeggen. Omdat de Inca's geen schrift hadden, is er weinig kennis over bewaard gebleven. Maar juist daarom vind ik het zelf erg fascinerend om hier rond te lopen. Gebouwen maken die, in tegenstelling tot de onze, blijven staan in de zwaarste aardbevingen. Bouwen op immens steile berghellingen, zonder zelfs maar cement te hoeven gebruiken. Stoffen weven die zo fijn zijn dat we dat zelfs nu machinaal nog niet kunnen evenaren. En dat zonder geschreven taal, boogconstructie en ijzererts. Of überhaupt het wiel te hebben uitgevonden. Letterlijk dan wel, natuurlijk. De Inca's deden het allemaal.

Waren de Spanjaarden maar slimmer geweest. In hun goudzucht hebben die hier de hele boel leeggeroofd en uitgemoord. Eén van de laatste Inca-koningen zou hebben geroepen dat zelfs als alle sneeuw van de Andes in goud zou veranderen, de Spanjaarden nog niet genoeg zouden hebben. Hoewel de Inca's misschien ook niet helemaal zuiver waren, was hun samenleving tenminste wel gebaseerd op het principe van reciprociteit. En bestudeerden ze de gewoonten, ambachten, enz. van de veroverde samenlevingen eerst uitvoerig voor ze die inlijfden. Na bestudering namen ze de goede en slimme punten gewoon over.

Na Machu Picchu ga ik verder de jungle in. Op naar het Amazonewoud. Wat voor het grootste gedeelte nog wordt bewoond door de oorspronkelijke indiaanse oerbewoners. Mensen die ieder contact met de moderne wereld mijden. Dit is de jungle van de jager-verzamelaars, ze bestaan nog. Pijl en boog, speren, stenen bijlen. Dat is alles wat de indianen hier in Manú gebruiken om hun waterzwijnen, vissen en schildpadeieren te jagen en verzamelen. En ze doen aan zwerflandbouw en schijnen sieraden te maken. Schijnen, want niemand mag ze zien. Ik ook niet. Maar met tussen de 2- en 5000 plantensoorten, 800 vogelsoorten en 200 zoogdiersoorten valt er hier nog genoeg andere dingen te zien.

De keuze tussen 11 uur over onverharde paadjes bussen of een half uurtje vliegen, is snel gemaakt. Ik ga vliegen (moet toch even denken aan 'dan zweef ik op de wind, gedragen door...'). En hoewel ik volgens mij niets verkeerd heb gegeten (en iedere dag trouw mijn multivitaminen&mineralen pillen slik), besef ik onderweg dat ook ik de de wraak van Atahualpa (= de Peruaanse variant van de wraak van Montezuma) niet ontloop. Lekker is dat. Midden in de wildernis, zonder stroom en warm (of überhaupt schoon) water komt dit niet echt uit. Ik besluit een local te vertrouwen en loop met hem mee dieper de jungle in. Met zijn machete hakt hij wat in een boomen vertelt me het rode sap ('dragon blood') wat uit de wond loopt te drinken. Met mijn vinger vang ik de druppels en lik ze op. Het pincipe bevalt me wel, ook al is het sap vréselijk bitter en vies. Maar het helpt fantastisch! Mijn loperamide blijft in de tas, en 's avonds ben ik weer topfit en eet ik soep. Prachtig overigens, ze koken hier de soep zoals ook oma die maakt...

Slapen doe ik in een hutje met een mooi bladerdak en muskietennet als muren. Handig, want zo heb ik geen wekker nodig. Iedere morgen rond 5 uur brullen de apen me wel wakker. Wilde kippen maken trouwens ook wonderlijke geluiden. De volgende dag gaan we piranha's vissen. Als aas gebruiken we bloederig vlees, maar door de harde stroming (regenseizoen) is het vlees al snel bloedloos. We vangen dan ook niets. Met mijn nieuwe Amerikaanse vriend maak ik grappen of we niet onze haak aan de andere kant van de boot moeten uitgooien. Volgens de gids is dat de slechte kant, maar wij willen ook graag een wonderbaarlijke visvangst meemaken. Helaas blijft die uit, en zonder gescheurde haken keren we terug. De jaguars zien we trouwens ook niet. Niet in levende lijven in ieder geval. Wel zijn sporen en zijn poep. Poep met apenbotjes wel te verstaan. Krokodillen zijn trouwens minder schuw, en als we 's avonds over de rivier varen, zien we overal om ons heen de oplichtende ogen. Grappig om te zien dat ook krokodillen last hebben van de muskieten. Mijn onderlip is al niet heel klein, maar nadat hij door zo'n vriend gestoken is, zié ik hem gewoon. Ach, het heeft wel iets.

Inmiddels ben ik via Lima (waar ze het wereldkampioenschap stand up paddle boarding hielden) aanbeland in Iguassu, Brazilië. Dat ligt op het drielandenpunt met Paraguay en Argentinië. De naam komt van de Tupi-woorden y (water) en ûasú (groot). En groots is het. Het water donderd via 275 watervallen over een lengte van 3 kilometer 80 meter omlaag. Hoger dus dan de Niagara en wijder dan de Victoria watervallen. Dat ze horen tot de meest spectaculaire ter wereld, zal ik dan ook niet ontkennen. Ook hier laten de jaguars zich niet zien. De miereneters wel, net als de krokodillen. Al zijn die hier wel wat aan de kleine kant.

Morgen ga ik op naar Ushuaia, op naar het eigenlijke doel van de reis! Ik ga mijn korte broeken inruilen voor mijn skibroek. Mijn shirts voor thermokleding. Op naar de boot, de Drake Passage en het Antarctische schiereiland! De komende 2 weken ben ik dus van de radar.

Dag,
Rick

Ps, de wonderboom is er eentje uit de familie van de dracaena. Het rode sap schijnt ook te helpen bij menstruatie-ellende, slechter wordende ogen en puistjes. En open wonden helen direct. Zo gaat het verhaal.

Pps, het moet gezegd zijn: die zure LMP deed me met zijn voorstel voor herberijming bijna van mijn stoel vallen! Jammer dat hij dat zelf ook leek te beseffen, en niet wist hoe snel hij zijn idee direct weer half in moest slikken.

Van easypeasy Death Road naar vleesloze Guinea Pig

Zwetende handen, gierende adrenaline en mezelf focus toebrullend. Zo had ik me de Death Road voorgesteld. Daarvoor wilde ik deze 65km lange afdaling doen. Eerste 20km superfast asphalt, de rest over grind met veelbelovende namen als the corners of death en the balconery. Die laatste naam is gekozen omdat je hier heel makkelijk tegenstanders van de dictatuur vanaf kunt gooien, zo leert de geschiedenis. Die eerste naam omdat er hier in het verleden gemiddeld om de week een (vracht)wagen van de weg afraakte en de berg afdonderde. In het postdictatoriale tijdperk zorgde dit voor zo'n 200-300 doden per jaar. Ze hadden dan ook beter aan deelkruisen kunnen doen in plaats van voor iedere dode er eentje neerzetten; de hele weg staat er vol mee. Arme stakkers...

Maar ik ben geen Boliviaan, heb geen alcohol gedronken en zit op de fiets. En dan is deze weg opeens heel andere koek. Op het 'supersnelle asfalt' haal ik denk ik niet eens de 60km per uur, op het grind trap om nog een beetje snelheid steeds bij. De omgeving is wel schitterend hoor, de meeslingerende aapjes grappig en de 600-800 meter steile diepte direct naast de weg absoluut imponerend. Dat wel. Maar risico is nog steeds een resultante van gevaar maal de kans. Het gevaar is groot, de kans klein. Daarvoor had de weg wel wat steiler en vooral veel smaller moeten zijn. Voor onze Rotterdamse skiberg heb je meer techniek nodig. Al voel ik me met deze mening wel heel erg de nuchtere, met een fiets tussen mijn benen geboren Hollander. Tenminste, als ik af moet gaan op de meningen van mijn fietsmaatjes.

Maarja, hoevaak fietsen Turken (met neef in H'wijk) en Israelieten ('ik kom uit Tiberias; je weet wel, waar Jezus over 't water liep') nu eigenlijk? Alleen een grote blonde Zweed (inclusief mega tepelringen, maar bij een man vind ik dat toch niet zo mooi denk ik) kon het tempo van de gids en mij bijbenen. Met een van de Turken kan ik het overigens wel vinden. Had hem een paar dagen geleden in Chili ook al even gesproken. Zijn baas vind reizen zo belangrijk voor je ontwikkeling dat hij ieder jaar één vliegticket krijgt. Nu is hij met een soort 'where the Hell is Matt' bezig; erg grappig. Voor hen die dat niet kennen, klikhier. Ik dacht eerst dat hij Matt zelf was, had dan namelijk best mee willen doen, maar helaas...

Van La Paz ben ik met de bus naar Copacabana gegaan. Copacabana ligt aan het Titicacameer en behalve het dopen van auo's gebeurt er hier verder weinig. Onder toeziend oog van de Maagd van Copacabana rijden de boeren hun met bloemen versierde nieuwe auto's het water in. Schijnt geluk te brengen ('maar daar snap jij als nuchtere Westerling toch niets van' werd me bijvoorbaat al toegebeten). Daarna snel de grens overgegaan richting Puno (Peru). Dat was in ieder geval de bedoeling. Want de beambte in Peru vond het te luidruchtig in het gebouw en liep weg. Anderhalf uur later, toen wij allemaal stil waren en hij afgekoeld, had ik eindelijk mijn stempeltje.

In Puno ben ik naar de Uros (drijvende) eilanden geweest en Taquile. De Uros zijn de pre-Inca bewoners van het Titicacameer en spreken nog hun oorspronkelijke taal; het Uru. Ooit werden ze door de Inca's verdreven en bouwden ze eilanden van riet om te kunnen overleven. De eilanden bestaan dus volledig uit riet, wat ze overigens ook eten. En waar ze hun huizen, bootjes en souvenirs van maken. Omdat het riet aan de onderkant natuurlijk steeds wegrot, gooien ze er een paar keer per maand een nieuwe laag op. Het rotten zorgt er ook voor dat er een wat vreemde geur op de eilandjes hangt. Dit, plus het constante veren van het riet onder je voeten, maakt het een aparte ervaring. De mensen zijn er bezig met overleven: vissen vangen, eiland bijwerken en kinderen maken. Zo proberen ze hun oorspronkelijke cultuur vast te houden. Maar in hoeverre ze dat lukt weet ik niet zo goed eigenlijk. Ik vind het met al die toeristenbootjes die hier iedere dag komen meer een attractie geworden. En ze hebben sinds kort televisies die op zonnecollectoren aangesloten zijn. Het verhaal gaat dat ze sindsdien toch significant minder nageslacht weten voort te brengen.

Taquile ligt op zo'n 2 uur varen in het Titikakameer (ja, hier in Peru schrijven ze het ineens met een 'k' en spreken ze het als kàhkàh uit). Een geisoleerd eilandje waar ze ook redelijk succesvol vasthouden aan hun oorspronkelijke tradities. Geen auto's of hotels. En in tegenstelling tot het vasteland zijn het hier de mannen die breien. Grappig om te zien hoe serieus ze hiermee bezig zijn. De kleding de ze verkopen is veel duurder dan op het vasteland. Logisch, zeggen ze hier: het wordt door mannen gemaakt en is dus van betere kwaliteit. Iedereen draagt hier nog de traditionele klederdracht. Handig, want je kunt daardoor in één oogopslag zien of iemand nog single is, verkerging heeft (duurt hier maar 25 dagen, dan trouwen ze rap) of getrouwd is. Aan scheiden doen ze hier niet; het 'tot de dood u scheidt' is hier dus nog echt van toepassing. Mooi ook om te zien hoe de verantwoordelijkheid van het gemeenschappelijk collectief hier wél werkt en dat ze nog steeds volgens de oude Inca wetten leven: niet stelen, liegen of lui zijn. Ze spreken hier Quechua, een soort eigen taal. Een taal die de Taquilianse kinderen overigens niet echt nodig om mij te wijzen op de chocolade in mijn tas. En mijn Cola willen ze ook wel hebben. Binnen mum van tijd heb ik dus zo'n beetje de hele dorpsjeugd achter me aan. De breiende mannetjes kijken me grijnzend aan. Heb nu maar een grote doos met veel kleine chocolatjes gekocht om uit te delen. Werkt toch handiger.

Inmiddels ben ik er ook achter wat de processies inhouden. Al dagenlang zie ik niets anders dan als duivels verklede mensen dansen en drinken. De hele dag door zijn er optochten in de stad. Het feest is een combinatie van vroegere (Inca)tradities en Katholieke. Niks om op neer te kijken overigens, zeg ik, goed naar Lewis luisterend: 'want als je op anderen neerkijkt, kun je logischerwijs zelf niet meer omhoogkijken!'. En trouwens, wij vieren met kerst eigenlijk ook niets anders dan het gekerstende midwinterfeest. Sowieso hebben wij reformatorische Nederlanders geen recht van spreken en moeten we de hand eerst maar in onze eigen boezem steken als het gaat om Bijbelgetrouw leven en handelen, denk ik. Las net op Refdag eentenenkrommend stukjeover organisten in onze reformatorische kring... ik denk dat zowel David als Paulus zich in hun graf zouden omdraaien als ze dit lezen.

Inmiddels ben in in Cuzco aangekomen. Vlak bij de Machu Picchu dus, waar ik later deze week naar afreis. Vanavond heb ik me een lokale specialiteit laten aansmeren. Ik had bij bio beter op moeten letten besef ik me nu. Ik dacht dat ik varken op mijn bord had, tot ik het grijpende klauwtje zag... Inmiddels weet ik dus hoe cavia smaakt, en dat het guinee pig heet (vandaar mijn verwarring, al had ik het moeten weten...). Ik vind het maar een wonderlijk diertje. En ik heb het idee dat ze hem in zijn geheel in de pan gooien. Behalve een grappig kopje, scherpe nagels op al zijn vijf vingers, een vreemde vette huid en donkere ingewanden waarvan ik niet weet of die eetbaar zijn of niet, kan ik er nog geen 2 hapjes vlees aan ontdekken. Trouwens, diegene die ooit bedacht heeft dat je aardappels wel als groente bij de rijst kunt serveren... morgen eet ik pizza denk ik.

Hasta otra!
Rick

ps, dus 'tante' Toos (hm, met de aanduiding tante weet ik me na al die jaren - en helemaal nu - nog steeds niet goed raad): ja, ze maken hier de meeste kleding zelf. Ze weven en breien het op iedere straathoek van lama of alpacawol. Erg grappig om te zien overigens. Hier op het vasteland schijn je ook de status van de persoon aan zijn kleur en vorm kleding af te kunnen lezen. Maar hoe dat precies zit, ben ik nog niet zo achter.

pps, vandaag eindelijkEl Cóndor Pasalive gehoord! Iedereen kent dit wijsje natuurlijk van Simon&Garfunkels If I Could, maar nu heb ik hem dus eindelijk in de originele Peruaanse versie gehoord. Briljant!

ppps, het eten van cavia is in Peru absoluut de gewoonste zaak van de wereld. Ze werden hier lange tijd zelfs een soort van aanbeden. En ook hier zie je weer een fantastische samensmelting: op 'het laatste avondmaal' schilderij staat er ook Cuy op het menu (check).

De -in alle opzichten- witte wereld van Uyuni

Hotsend is denk ik het juiste woord. Zo stuiter ik door een wonderlijk landschap. Al dagen lang zie ik niets anders dan steen, zand, lava en een enkele lagoon met wat gras. Enorme vergezichten met de meest wonderlijke kleuren. En lama's, flamingo's en konijnen met lange staarten waar ik de naam niet van weet. In een jeep rijd ik van Chili naar Bolivia. Van San Pedro de Atacama naar Uyuni. In beide stadjes wil je eigenlijk nog niet dood gevonden worden, zo saai en stoffig is het er. Al was er in San Pedro de Atacama nog een mariaprocessie die wat leven in de brouwerij bracht. In Uyuni is er helemaal niets. En door de regen en de wind het grootste deel van de dag ook geen stroom en warm water. Maar ik ben natuurlijk gekomen voor de woestijnen, niet voor de stadjes. Al zijn de vrouwen met hun bolhoeden, dubbele vlechtjes en enorme konten in überdegelijke rokken best grappig om te zien. Niet dat ze nou heel vriendelijk zijn... ik stel me zo voor dat de bloedvloeiende vrouw er zo uitgezien moet hebben: kneiterchagrijnig dus.

Maar goed, de rotte eierenlucht van de geisers en het hotsen van de auto doen mijzelf ook weinig goed. Net als de hoogte; het is hier tussen de 3 en 5km hoog. Mijn longen doen hun uiterste best om nog een beetje zuurstof uit de lucht te filteren en mijn hart pompt zich een ongeluk. Gevolg: een constante hoofdpijn en lusteloosheid. Ik voel me net een oude man, maar dat hoort er bij hier, dus hoor je me niet (heel erg hard) klagen. Want waar iedereen enorm klaagt over de koude nachten en dus met kleding aan in een slaapzak onder dikke lagen dekens slaapt, slaap ik zoals ik gewend ben. Gewoon onder een laken met één deken. Wel zo prettig. Om de ongemakken van hoogteziekte te bedwingen, heb ik de aangeraden coca geprobeerd. Gewoon een handje blaadjes in je mond en soppen maar. Ik vond het niet lekker én je wordt er nogal emotieloos van. Dan maar een kateriggevoel. Cocathee is trouwens ook niet fantastisch.

Het heeft vreselijk geregend (zo af en toe nog, trouwens) en van het oorspronkelijke plan komt weinig terecht. Teveel water en modder. De Salar staat volledig onderwater en is dus niet echt berijdbaar. Deze kolossale zoutvlakte laat zien wat er van een zoutzee overblijft als alle water weggedampt is. Nu staat er dus weer een laagje water op en weigert de chauffeur er meer dan een paar uur doorheen te rijden. Logisch, het zout doet je auto wegroesten waar je bij staat. Toch maakt juist het water de Salar mooi. Het maakt er één grote spiegel van. Een spiegel zonder randen. Zonder begin of eind. De aarde gaat naadloos over in de hemel. En zo voelt het ook als ik er helemaal alleen loop. Het water voelt koud, net als de zoutkristallen onder mijn voeten. De zon brandt en het felle licht doet zeer aan m'n ogen. Op het geluid van mijn voeten door het water, op de zoutkorst, na, is het volledig stil. Het maakt de woestijn tot een wonderlijke plek. Onwillekeurig doet het me denken aan Abraham, Mozes, Elia, Johannes de Doper en zijn Neef. Hun levens zagen er na een verblijf aan de woestijn nooit meer hetzelfde uit. Niet dat ik mezelf in dit rijtje mannen wil plaatsen, maar toch... als ik zo door over de Salar loop met alleen maar wolken om mij heen, voelt dat toch ook niet heel aards aan.

Staande aan de rand van een of ander lagoon kijk ik naar de honderden knalroze flamingo's. Als ik in mijn handen klap, gaan ze klapperend de lucht in. Mooi. Al schijnt het hier in september nóg indrukwekkender te zijn. Er valt dan geen regen en de temperatuur loopt dan terug naar de -30. Jezelf wassen mag dan alleen in de middag om bevriezing tegen te gaan. Maar nu dus vooral veel water en blubberstromen. Als de zon schijnt, is het kneiterwarm. Schijnt'ie niet, loop ik in de sneeuw. Wonderlijk.

De chauffeur slaapt 's nachts overigens in de auto, de bikkel. Al wordt er gefluisterd dat hij zich met flinke hoeveelheden drank warm houdt. Vandaar waarschijnlijk ook z'n gegiechel na iedere zin die hij spreekt. Maar zijn rijvermogen beinvloedt het niet negatief. Ik vind het in ieder geval prachtig en samen lachen we om de schuivers die de auto in de blubber maakt. Zijn 3 woorden Engels die hij spreekt en mijn 6 woorden Spaans maken normale gesprekken alleen niet heel veel makkelijker (ja,ik begrijp inderdaad beter Spaans dan hij Engels!). De beste man heeft in ieder gehuchtje wat we aandoen wel een vriendinnetje wonen die hij even gedag gaat zeggen. Schijnt hier niet heel vreemd te zijn, begrijp ik later. Vrouwen baren en scheiden jong. De mannen zitten in de cocaïne. Dat is handig als je een mooie Landrover wilt rijden, wat hier niet heel onmisbaar is. Op mijn vraag of dat dit wel mag van de wet, vertelt de gids dat als je de politie maar mee laat genieten er niets aan de hand is. Gewoon wat geld toeschuiven en je kunt weer verder klussen. Dat weet iedereen toch? Net als de locatie van de bar Route 36, hier in La Paz waar ik inmiddels ben. Route 36 is 's werelds eerste cocaïnekroeg, en schijnt goede kwaliteit poeder op de menukaart te hebben staan (ja echt!). Je krijgt er een gratis flesje water bij.

Vanmorgen ben ik dus in La Paz aangekomen met de nachtbus uit Uyuni. Heerlijk 12 uur hotsen in een bus. Ik begin er al een beetje gewend aan te raken. Vandaag een beetje de stad bekeken (wat een berg bestompte paupers hangen en schuifelen er hier rond zeg, de één nog zieliger en viezer dan de ander), en morgen ga ik de Death Road fietsen. Dat is het plan in iedergeval. Voorlopig blijf ik nog zo'n halve week hier in Bolivia. Op grote hoogte, al ga ik wel langzaamaan richting Titicacameer en de grens met Peru. Wordt vervolgd dus weer!

ps, mijn schoenen (had ik in Chili in de bus laten liggen) heb ik na een middag en avond bellen inmiddels weer terug. Slippers zijn hier toch wat koud en zo komen mijn nieuwe spaanstalige vrienden toch nog van pas. Mijn tandenborstel en wat onderbroeken die op Paaseiland verdwenen zijn, ben ik wel echt kwijt. De tandenborstel heb ik dus maar vervangen.

pps, voor die mensen die bij het Googlen op 'Death Road' dodenaantallen van 2-300 per jaar tegenkomen heb ik nog een kleine geruststelling. De weg dankt zijn naam inderdaad aan de honderden slachtoffers die er jaarlijks vielen. Vielen, want tot 2006 was er volop 2-richtingsverkeer op deze weg van 3 meter breed, wat ervoor zorgde dat er nogal eens mensen, auto's en hele bussen honderden meters naar beneden vielen. Nu is er slechts sporadisch nog eens iemand onvoorzichtig vroeger beneden dan bedoeld en is de naam vooral een mooie marketingkreet... geen stress dus!

De dodelijke tradities van Paaseiland

Al jaren droom ik ervan om een bezoek te brengen aan Rapa Nui; het meest afgelegen eiland ter wereld dat ligt in het midden van de Atlantische Oceaan tussen Australië en Zuid-Amerika. Paaseiland, want zo heet het sinds onze landgenoot Jacob Roggeveen zo'n 300 jaar geleden hier op paaszondag aankwam.

Nu ben ik er dan dus eindelijk. Een vreemd eiland. Eenzaam in de oceaan, op 5 uur vliegen van het vasteland. Het dichtstbijzijnde eiland is meer dan 2000km weg. Het is kleiner dan Texel. Bomen hebben ze hier niet, en er is maar één stadje: Hanga Roa met zo'n 2200 inwoners. En beelden. Veel beelden. Waar niemand 's avonds in de buurt durft te komen. De locals associëren ze met aku-aku, geesten die de geheimen van het eiland bewaren. En dat moeten er wel heel veel zijn, want het hele eiland hier ligt vol met stenen hoofden. Staande en starend, omgevallen en blind. Stukgeslagen en gebroken. Sommige met een knot, anderen met een ingeslagen schedel of zonder neus. Meer dan achthonderd staan of liggen er hier te staren. En de rest van het eiland bestaat uit weilanden met dik gras. Het is een vreemd eiland. Te pito o te henua, zeggen ze hier: de navel van de wereld.

God is dood,schreef Nietzsche. God leeft,zeggen de mensen hier. Zei de pastor zondagmorgen nog en gaf me een hand. Zondag is hier nog echt zondag, en dat hebben de locals en ik samen in het kerkje van Hanga Roa gevierd. Bekende wijsjes,onverstaanbare teksten. Gelukkig vind nieman het raar als ik alleen neurie. Grappig om de lokale touch te zien. De pastor heeft een bloemenkrans en bovenop het Christusbeeld zit een bonte stern; een overblijfsel van de vogelmenscultus.

Maat het is niet (alleen) hiervoor dat ik naardeze meest afgelegen bewoonbare plek op aarde ben gereisd. Ik ben hier natuurlijk voor de Moai; om hét klassieke schoolvoorbeeld slecht rentmeesterschap en 'the tragedy of the common' te aanschouwen.

In hun traditionele ijver van voorvadervereringen,hakten ze die in steen uit. Deze beelden, Moai, werden met de rug naar de zee bij de dorpjes neergezet. Zo'n beetje als de consistoriefoto's dus, keken ze richting dorpelingen. Handen voor het kruis. Sommigen met,anderen zonder hoed/knot. Een rondje langs het eiland laat goed de ontwikkeling zien; de beelden werden door de tijd heen steeds mooier. En steeds groter. In de moai-groeve (Rano Raraku) is nog een onaf beeld van 21 meter te vinden; de meeste beelden op het eiland zijn ergens tussen de 3 en 9 meter.

In hun naïeve ijver vergaten de Rapa Nui alleen de eindigheid van hun natuurlijke bronnen. Om de Moai te verslepen gebruikten ze bomen. Maar toen ze de laatste boom omgehakt hadden, Stopte het leven zo'n beetje. Geen bomen meer om kano's van te maken,dus ook geen vis meer om te vangen. Geen bomen meer om erosie tegen te gaan,dus ook geen mogelijkheden meer om voedsel te verbouwen. Na het verdwijnen van de bomen stierven de inwoners door de honger of omdat ze door andere stammen opgegeten werden. Net als de andere dieren die hier leefden; een tijd lang schijnt de rat het enige zoogdier van het eiland te zijn geweest. Op het dieptepunt woonden hier nog maar iets meer dan 100 mensen. De afschaffing van de mens in volle gang dus.

Toen James Cook hier kwam, 50 jaar na Roggeveen, was er dan ook niet veel meer overdan een kaal en bijna uitgestorven eilandje. De meeste Moai zijn omvergegooid in de stammenstrijd; liggend hebben ze geen mana, kracht, meer (ze stortten van een top van eer, in eeuwige verwoesting neer...).Pas sinds de Nasa besloot hier een noodlandingsbaan voor de Spaceshuttle aan te leggen,is het weer wat leefbaarder geworden. Voor de locals dan; ik betaalde gisteren nog 22 dollar voor een sandwich. Een zakje chips kost 6dollar,een blikje cola meer dan 2. Echt kneiterduur dus, maar alles komt hier dan ook per vliegtuig aan.

Een vreemd eiland dus. Paarden en honden lopen overal los. Zomaar op straat. Het verhaal gaat dat ze er hier zo gek op honden zijn omdat ze ooit de laatste hebben opgegeten. Naast de beelden is er hier niets te beleven (al moet het gezegd zijn: ze zijn briljant, groots en prachtig! zeker de moai op de Rano Raraku). In het Pietje Puk-dorp (groter is het niet) bezatten de mannen zich 's avonds. De vrouwen giechelen veel en de mannen vind ik maar zwaarmoedig. Maar geef ze eens ongelijk... ik heb het mooie van de Moai na 3 dagen ook wel gezien. En bij iedere regenbui is het hele eiland één smerige blubberbende. Over Pietje Puk gesproken, aan brievenbussen doen ze hier niet. Je post dien je maar bij het postkantoor (óók met maar 1 loket!) op te halen...

Daarom besluit ik naar Rano Kao te gaan; de krater waar het niet gaat om de Moai maar om de vogelmenscultus. Van Heyerdahl en zijn ideen moet ik niet veel hebben, maar zijn beschrijving van Rano Kao als 'een reusachtige heksenketel' vindt ik passend. De krater is groots met in de diepte donker water met groene en gele eilandjes gras en riet. In de wanden van de klif zijn figuren uitgebeiteld: vogelmannen en vulva's. Dat was een nieuwe bezigheid van de mensen hier toen ze geen moai meer maakten: een meisje was pas vrouw als haar vulva in de rots vereeuwigd was. Grappig, de vogelmannen herken ik wel, maar de Polynesische vrouwen zagen er vroeger toch maar vreemd uit. Of de hakkende priesters hadden meer oog voor hun modellen dan voor hun handwerk natuurlijk, dat kan ook...

Ik luister naar Eddie Vedder,de enige muziek die ik bij deze plek passend vind. Eigenlijk is zijn 'Society'zelfs het enige liedje wat ik echt passend vind...

Oh it's a mystery to me.
We have a greed, with which we have agreed...
and you think you have to want more than you need...
until you have it all, you won't be free.

Society, you're a crazy breed.
I hope you're not lonely, without me.

When you want more than you have, you think you need...
and when you think more then you want, your thoughts begin to bleed.
I think I need to find a bigger place...
cause when you have more than you think, you need more space.

Society, you're a crazy breed.
I hope you're not lonely, without me.
Society, crazy indeed...
I hope you're not lonely, without me.

There's those thinkin' more or less, less is more,
but if less is more, how you keepin' score?
It means for every point you make, your level drops.
Kinda like you're startin' from the top...
and you can't do that.

Society, you're a crazy breed.
I hope you're not lonely, without me.
Society, crazy indeed...
I hope you're not lonely, without me
Society, have mercy on me.
I hope you're not angry, if I disagree.
Society, crazy indeed.
I hope you're not lonely...
without me.

Maar goed, het is tijd om te vertrekken. Het was goed hier. De verhalen en mythen zijn prachtig. Het eiland zelf ook, als de zon maar schijnt. En rond de moai blijft een vreemde zweem van vaagheid hangen. Ik hou daar wel van. Maar goed, ik ga weer richting het vasteland van Chili. Atacama is de volgende bestemming. Adios!!

Ps, koloniaal Quito vond ik geen verhaal waard. Gewoon wat oude, koloniale gebouwen, door paternalistische spanjaarden neergezet op een hoge plek waar er maar bar weinig zuurstof in de lucht zit. Best grappig hoor, maar daarvoor ben ik niet gekomen...

Pps, natuurlijk is het geen toeval dat ik juist op zondag denk en schrijf over dodelijkheid, tradities en aansluiting bij het leven van vandaag;) Mijn les van Paaseiland is zoals ik in Lewis' Afschaffing van de mens lees: 'een hoogstaand mens houdt het oog gericht op de kern der dingen'.

Paradijselijk Galapagos

Hoewel we Eden verspeeld hebben, voelt dit toch echt als het paradijs. Ik luister John Rutter (Look at the world) en lees Montaignes essay over ervaring ('we besteden meer tijd aan het interpreteren van interpretaties dan aan de dingen zelf'). Met beiden stem ik van harte in. Zo af en toe kijk ik even naar de witte stranden en de vulkanen die we voorbijvaren. Deins mee op de golven. Bekijk de vissen die om de boot zwemmen. Er zwemt sloom een zeeschildpad voorbij. Als we elkaar aankijken schrikt hij, en duikt snel onder water. In de verte denken we een walvis voorbij te zien zwemmen.

Wat een wonderlijke wereld hier. Woensdag schaatsten Nel en ik nog op de Eiffeltoren, nu vaar ik rond tussen de Galapagoseilanden. Vanmorgen wakker geworden door het geblaf van de zeeleeuwen. Daarna weer een droge landing. Mijn grootste zorg vandaag is niet op een vogel,zeehond of leguaan te stappen. Terwijl ik een vogeltje op de foto probeer te zetten, komt hij zo dichtbij dat hij zichzelf in de lens ziet. Even ben ik bang dat hij in mijn lens gaat pikken. Maar in plaats van zijn snavel drukt hij zijn oog tegen de camera aan; hij is gewoon nieuwsgierig naar zijn eigen spiegelbeeld.

Zo moet Adam zich gevoeld hebben... wat een rust. Dieren die zich niets van mensen aantrekken. Die niet bang voor je zijn maar je als gelijke behandelen. We lopen door een kolonie zeeleeuwen. Rechts drinkt een kleintje moedermelk,links speelt een kleuterklasje in het water. Moeders liggen te zonnen. Het alfamannetje zwemt rusteloos heen en weer en beschermt zo de familie. Onder de cactussen liggen leguanen. Net kleine prehistorische draakjes,zeker de zwarte zeeleguanen. Ook van de schildpadden valt het me op dat ze er zo prehistorisch uitzien. En klinken. Schidpaddengesnuif klinkt echt fantastisch. Net Jurassic Park...Of het door mn jet-leg komt of niet (mijn lichaam heeft binnen 24uur 4 vluchten en 7uur tijdverschil te verwerken gekregen),maar ik ben toch wat weemoedig... bij iedere zeeleeuwenplacenta die ik tegenkom moet ik even aan Nelleke denken. En dat zijn er nogal wat; na de 9 maanden draagtijd en de bevalling zijn zeeleeuwen door een overvloed aan mannetjes weer rap zwanger.

Om me heen ontstaat wat paniek. We zijn aan het snorkelen en er zwemt een haai vlak naast ons. Ik zie hem niet. Jammer. De pijlstaartroggen die even later onder me doorzwemmen wel. Drie zijn het er. Zonder dat ik het wil,moet ik toch even aan Steve Irwin denken. Met mijn handen bescherm ik mijn borst. Of het me zal helpen weet ik niet, het voelt in iedergeval veiliger. Er zwemt een eenzame schildpad onder me langs. Snorkelen gaat me minder goed af dan gedacht. Brakke longen spelen me parten en ik moet vaker dan de anderen even terug naar de boot. Op zich niet erg natuurlijk, maar de zon brandt hier toch wel errug hard. Ik type dit stukje dan ook met verbrande neus, wangen en vingers. Toch zie ook ik verschillende haaien onder en naast me zwemmen. Apart en veel minder beangstigend dan ik had gedacht overigens. Doordat ze hier genoeg te eten hebben, schijnen ze totaal geen trek in mensen te hebben. Te dichtbijkomende zeeleeuwen schrikken me wel af. Omdat ik niet kan zien of ze gewoon met me willen spelen of dat het een macho alfamannetje is die zijn vrouwtjes beschermd,raak ik erg bedreven in het achteruitsnorkelen. In de dinghy terug naar de boot komen we nog 2 kleine pinguins tegen. Vreemd om die hier tegen te komen. Waarschijnlijk zijn die lang geleden in een verkeerde stroom terechtgekomen en zo dus hier.

We varen 's avonds in zes uur van Espanola naar Floreana, en kijken vanaf het dak van de boot naar de sterren boven ons. Bizar, nog nooit zoveel sterren gezien. Toch herken ik de lucht niet. Volgens iemand hier komt dat omdat wij hier de sterrenhemel zien die we in Europa 's morgens vroeg pas zien. Geen Grote Beer dus. Ook geen maan trouwens. Ook dat schijnt te horen bij de evenaar. Dan zien we vreemde witte sporen voor de boeg; dolfijnen! Ze zwemmen met ons mee. Af en toe springt er eentje uit het water omhoog. We zijn met zn allen voor op het schip gaan staan, en kunnen ze dus recht aankijken. Schitterend!

Op de boot denk ik aan Melville - schrijver van Moby Dick. Hij noemde deze plek een door God vervloekt oord. Ruwe lava eilanden waar door het ontbreken van zoet water menselijk leven niet echt eenvoudig is. Ook Darwin vond het hier eigenlijk maar niets. Hij vond het er maar warm en stinken en de dieren vond hij dom. Zo schrijft hij in zijn dagboek dat de dieren zo tam waren dat hij met de punt van zijn geweer zo een vogel van een tak had afgeduwd die vervolgens op de grond viel. Ook van Melville heb ik gelezen dat hij de vogels zo van de rotsen kon plukken. Tegenwoordig mag je de dieren hier niet meer aanraken. Ik heb het dus niet kunnen testen. Maar gezien het feit dat ik veel foto's heb kunnen maken zonder in te hoeven zoomen...

Darwin was hier ooit dus vijf weken. Twee op zijn schip, drie op het land. Tijdens deze vijf weken hier en zijn lange terugreis groeide de idee van natuurlijke selectie en evolutie. Het maakte hem beroemd. . Het is fantastisch om het mechanisme van natuurlijke selectie in praktijk te zien. Ieder eiland heeft zo zijn eigen unieke omstandigheden waarop de dieren zich hebben aangepast. In tegenstelling tot Darwin overigens, trekt míjn lichaam de zee wel prima.

John Rutter laat inmiddels zijn 'For the beauty of the earth' zingen. Mooi. En met deze muziek varen we de haven van Puerto Ayore binnen. Het eindpunt van de tocht. De groep was leuk en zowel de kok als de gids errug goed. Het waren vijf wonderlijke dagen. En ik ben bang dat ik dat pas echt ga beseffen als ik hier weer weg ben. Naja, nu op naar het vliegtuig voor mijn vlucht naar Quito. Terug naar het vasteland. Ben benieuwd. Wordt vervolgd dus...

Hasta la vista!!

ps: de oplettende lezer heeft natuurlijk allang opgemerkt dat ik met bovenstaande uitspraak over natuurlijke selectie alleen iets zeg over microevolutionaireprocessen (en dus niét over macroevolutionaire).

Zo... de kop is eraf

Vertrekken heeft iets prettigs. Vertrekken wil zeggen dat je hard hebt gewerkt. Voorbereidingen hebt getroffen en met de reis bent bezig geweest. Bijna alles geregeld en afscheid hebt genomen terwijl je eigenlijk al weg bent. Dat er een doel is.

Ik ga de komende weken Darwin achterna. En Kuifje. En Melville, Roggeveen, Schouten&le Maire en Bellingshausen. In het spoor van deze mannen ga ik rondzwerven van evenaar tot zuidpoolcirkel. Ik zal Ecuador, Chili, Bolivia, Peru, Brazilië, Argentinië en uiteindelijk ook Antarctica aandoen. Rondtrekken op zoek naar ongerepte natuur en authentieke culturen. Eindelijk eens de boeken lezen die dat verdienen.

Augustinus zei ooit dat de wereld als een boek is. En wie niet reist, die leest slechts één bladzijde. Ik lees graag. Zowel letterlijk als figuurlijk. Ik hoop dat ik er wat wijzer van wordt. Of zelfstandiger. Montaigne schreef in zijn essay over eenzaamheid: 'iemand zei tegen Socrates dat een zekere man niet beter was geworden door zijn reizen. 'Ik zou denken van niet', zei hei, 'hij nam zichzelf mee'.' Of ik er een beter mens van wordt,weet ik dus nog niet;-) De bedoeling is in ieder geval dat ik via deze blog af en toe wat van me laat horen.

Inmiddels heb ik Nederland achter me gelaten. Afgelopen nacht heb ik in Guayaquil, Equador, doorgebracht. Een niet heel erg spannend stadje vlak onder de evenaar. Het ademt hier dus heerlijke gebakken lucht. Ik schrijf dit stukje tekst op het vliegveld van Guayaquil en wacht op mijn vlucht naar Baltra, Galapagos. Daar ga ik 5 dagen op een bootje rondvaren. Op zoek naar de ongerepte natuur die Melville maar suf en doelloos vond, Darwin beroemd heeft gemaakt en de wetenschap en het wereldbeeld voorgoed veranderd.

Hasta luego!